Evaluatie wet dieren

14-12-2020


Op 18 november 2020 heeft minister Carola Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) een brief gestuurd aan de Tweede Kamer over de evaluatie van de Wet dieren. In deze brief verwoordt zij haar standpunten omtrent de evaluaties die zijn uitgevoerd door Adviesbureau Berenschot en door de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek). Op de korte termijn zijn er geen wijzigingen die hieruit voortkomen die van belang zijn voor de Raad van Beheer, haar leden en de fokkers van rashonden in Nederland.

Wel meldt de minister dat zij voornemens is

  • regels op te stellen voor hulpdieren;
  • een verbod op gebruik van stroomhalsbanden bij honden in te voeren;
  • een algemene zorgplicht voor dieren in werking te laten treden;
  • mogelijkheden te creëren voor het opleggen van een tijdelijk verbod tot het houden van dieren.

 

De Wet dieren

De Wet dieren is vanaf 2013 in fases in werking getreden, in afwachting van de nieuwe integrale Europese verordening over diergezondheid zullen de regels over diergezondheid in 2021 van kracht worden. De Wet dieren gaat grotendeels over landbouwhuisdieren, maar bevat ook regels voor gezelschapsdieren zoals honden. 

------------------------------------------

De Wet dieren en gezelschapsdieren

Slechts een klein deel van deze wet betreft gezelschapsdieren, dat betreft vooral artikel 3.4:

  1. Het is verboden te fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen wordt benadeeld.
  2. In ieder geval wordt bij het fokken, bedoeld in het eerste lid, voor zover mogelijk voorkomen dat:
    1. ernstige erfelijke afwijkingen en ziekten worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen;
    2. uiterlijke kenmerken worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen die schadelijke gevolgen hebben voor welzijn of gezondheid van de dieren;
    3. ernstige gedragsafwijkingen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen;
    4. voortplanting op onnatuurlijke wijze plaatsvindt;
    5. het aantal nesten of nakomelingen dat een gezelschapsdier krijgt de gezondheid of het welzijn van dat dier of de nakomelingen benadeelt.

-------------------------------------------------

Evaluatie Berenschot

Bureau Berenschot wil met de evaluatie inzicht bieden of de beoogde ambities in de praktijk zijn behaald en of de instrumenten die de wet biedt effectief zijn. Doeltreffendheid en effecten van de wet in de praktijk zijn onderzocht, net als in de praktijk ervaren knelpunten. De evaluatie concludeert dat de Wet dieren een basis biedt voor het beheersen van de risico’s voor het welzijn van dieren, maar dat aandacht ontbreekt voor positieve ervaringen en specifieke behoeften per diersoort.

De belangrijkste adviezen uit deze evaluatie zijn:

  • aanpassing definitie ‘dierenwelzijn’ en een definitie vaststellen voor het begrip ‘intrinsieke waarde van het dier’;
  • specifieke wetgeving per diersoort gebaseerd op basisbehoeften met benoemen van kwantitatieve doelvoorschriften;
  • opnieuw afwegen of integriteit van het dier voldoende is gewaarborgd;
  • basisvereisten vakbekwaamheid uitwerken met concrete eisen aan houder van dieren;
  • aandacht voor wetenschappelijke ontwikkelingen bij evaluaties.

 

Evaluatie NVWA, BuRO

Het doel van deze evaluatie was inzicht bieden of de beoogde ambities met het invoeren van de Wet dieren in de praktijk zijn behaald en of de instrumenten die de wet biedt effectief zijn. Geconcludeerd wordt o.a. dat voor houders van gezelschapsdieren de Wet dieren en onderliggende regelgeving niet duidelijk genoeg is. Het verschil tussen hobbymatig gehouden en bedrijfsmatig gehouden dieren is onvoldoende gedefinieerd, niet-professionele houders hebben meer behoefte aan duidelijke regels. Een deel van de houders van gezelschapsdieren heeft weinig kennis over de precieze inhoud van de dierenwelzijnsregels in de wet.

De belangrijkste conclusies uit deze evaluatie zijn:

  • de intrinsieke waarde van het dier is soms onderdeel geworden van het belangenspel rondom het gehouden dier;
  • de Wet dieren heeft in beginsel geleid tot een integraal en samenhangend stelsel met overzichtelijke uitvoeringsregelgeving. Voor sommige dieren zijn nauwelijks regels gesteld, voor andere dieren is er een uitgebreid regelgevend kader.

 

Reactie minister

Met de Wet dieren is het beschermingsniveau van gezelschapsdieren versterkt, onder andere doordat de wet van toepassing is op alle bedrijfsmatig gehouden gezelschapsdieren. Problemen bij gezelschapsdieren worden veelal veroorzaakt door onvoldoende kennis over de behoeften van deze dieren. Naast wetgeving is het beleid daarom met name gericht op inzet van communicatie om deze houders te informeren over adequate huisvesting en verzorging, dit gebeurt o.a. door financiële bijdragen aan het LICG (Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren).

De minister is van plan om regels te gaan opstellen voor hulp- of interventiedieren, een werkgroep zal een gedragscode opstellen die het welzijn van deze dieren waarborgt. De minister is voornemens een kader te ontwikkelen om de totstandkoming van een zorgvuldige belangenafweging te ondersteunen, op deze manier wil zij het dierenwelzijn en de integriteit van het dier waarborgen bij het nemen van besluiten.

Het maatschappelijke en politieke debat en wetenschappelijke inzichten hebben geleid tot besluiten over nieuwe normeringen, dat komt o.a. tot uiting in het voorgenomen verbod op het gebruik van stroomhalsbanden bij honden.

Zodra de Wet dierenmishandeling en dierwaarlozing (nog in ontwikkeling) in werking treedt, treedt ook artikel 1.4 van de Wet dieren in werking. In dit artikel is de algemene zorgplicht voor dieren vastgelegd, waarmee iedere persoon zich bij zijn handelen rekenschap geeft van zijn eigen verantwoordelijkheid voor dieren en van de eigen zelfstandige waarde van het dier.

De minister noemt in haar brief de criteria die zijn ontwikkeld rondom het fokken van kortsnuitige honden als invulling van een eerder open norm. Volgens de minister is het in de meeste gevallen duidelijk of een houder van gezelschapsdieren bedrijfsmatig of hobbymatig dieren houdt. Met behulp van de bestaande indicatoren uit het Besluit houders van dieren (verkoop aan anderen dan vrienden/familie, opvang tegen vergoeding en plaatsen advertenties, BTW-nummer, ruimtes speciaal ingericht voor opvang) kan de toezichthouder in individuele gevallen beoordelen of sprake is van bedrijfsmatig handelen.

Op dit moment kan een persoon nadat er dieren in bewaring zijn genomen kort daarna weer dieren houden. Er is een voorstel Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing in voorbereiding waarin de regering de sancties op het gebied van dierenwelzijn wil uitbreiden, zo kan een Officier van Justitie opleggen dat een verdachte tot aan een rechtszitting geen of minder dieren mag houden en wordt een houdverbod geïntroduceerd.

Wilt u de brief van de minister of de evaluaties helemaal lezen? Dat kan via deze link: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2020Z21951&did=2020D46781 (onder “download” vindt u de brief van de minister, de twee evaluaties zijn als bijlagen te downloaden)