De Japanse Terrier is ontstaan in het midden van de 18de eeuw, toen Engelse (en Nederlandse?) zeelieden naar Japan kwamen en hun gladharige Fox Terriërs kruisten met inheemse Japanse honden. Die kruisingen werden als jachthond en als gezelschapshond gebruikt. Buiten Japan, waar het ras in 1930 wordt erkend, komt hij nauwelijks voor.
Wist je dat lang niet alle honden die je op straat tegenkomt een officiële stamboom hebben? Rashonden zonder stamboom noemen we ‘look-alikes’. Meer weten over het verschil tussen een stamboomhond en een 'look-alike' kijk op de pagina 'Waarom een stamboomhond?'.
Een kleine, compacte en sierlijke hond met tamelijk lichte botten. De oren zijn hoog aangezet, klein en dun, evenals de staart, die in het land van herkomst gecoupeerd wordt. Maakt een vrij vierkante en racy indruk.
De vacht is vrij zacht, fijn, dicht en glanzend. Kleur: wit met zwarte en bruine aftekeningen op het hoofd. Een kleine zwarte vlek op de rug of bij de staart is toegestaan.
De schofthoogte van de Japanse Terrier ligt tussen de 30 cm en 40 cm. Het gewicht varieert van 4 kg tot 6 kg.
Levendig, lief en soms wat wispelturig.
FCI groep 3: Terriers
Sectie 2
Voor dit ras is er geen door de Raad van Beheer erkende rasvereniging in Nederland.